Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [9]nu zullen zij zeggen: Wij hebben [10]geen koning; want wij hebben den HEERE niet gevreesd; wat zou ons dan een koning [11]doen? 9. Dat is, al haast, binnen korten tijd [gelijk in vs.2 en boven hfdst.2 vs.9, en hfdst.4 vs.16 en hfdst.8 vs.10,13; Jes.49:19; Jer.14:10; Amos 6:7; Micha 4:10, en Micha 7:10] als hun land, koninkrijk en koning verwoest zullen zijn, dan zullen zij, gevoelende de waarheid van Gods dreigementen, en overtuigd zijnde van hun moedwillige boosheid, zichzelven moeten veroordelen. Vergelijk onder hfdst.13 vs.10. 10. Vergelijk onder vs.7,15. 11. Al hebben wij een koning, wat hulp of voordeel zouden wij van hem kunnen verwachten, daar God onze tegenpartij geworden is? Zij willen zeggen, nietmetal.